Regelmatig hoor ik gemopper over stedebouwkundige missers in de Utrechtse binnenstad. De aanleg van Hoog Catharijne was één groot drama, waarvoor prachtige gebouwen als De Utrecht moesten wijken. De Neudeflat verpest de skyline van het historische centrum (en werd verkozen tot lelijkste plek van de provincie). Dergelijk geklaag is echter van alle tijden.
Neem het boek De Steden, verschenen in 1951 (in de succesvolle reeks De schoonheid van ons land, uitgeverij Contact). Hierin wond P.H. Ritter jr. zich op over allerlei beeldvervuilende bouwwerken, van postkantoor tot station tot Academiegebouw. “Utrecht mist één talent. Het vermag nimmer organisch te denken.”
Nog enkele kritische citaten:
Stadhuisbrug
“De Stadhuisbrug […] vormt de potsierlijkste plek van Nederland. […] Hier heeft men in een bonte kring de voorbeelden verenigd van de slechtst denkbare bouwkunst. De enige onaanstotelijke gevel dezer architectonische kakafonie is die van het stadhuis. Het heeft een front, dat op een Griekse tempel gelijkt, maar het is niets dan een zielloos namaaksel. Zijn onpersoonlijke deftigheid heeft tot overbuur een morsdood modegebouw.
Aan de ander kant vindt het stadsbeeld zijn beklemtoning in de Poppen van Sinkel. Een ontzaglijk bouwsel prijkt hier met een rij van potsierlijke Karyatiden. Is dit gebouw een tempel van Moloch of het paleis van een waarzegster?”
Domplein
“Maar verder is dit Domplein volkomen verknoeid. Het Universiteitsgebouw in de hoek, […] hier wilde een opgepoetst Renaissance-gebouw wedijveren met de macht der Gotiek. Welke slechte wijn heeft onze vaderen beneveld, dat zij de Gotische sfeer verontreinigden? Deze plek […] verkaalde tot een zielloze verburgerlijking. Het statige plein wordt ter ene zijde afgesloten door de profane klatering der Universiteit, ter andere zijde door een vlak rijtje scholen, die op de aannemerstafel zijn ontworpen. Sinds kort heeft een witte vrouwenfiguur, die Ziel van het Verzet verzinnebeeldende, op het Domplein post gevat. Hier staan wij voor levende, indrukwekkende beeldhouwkunst, maar hoe grote misvatting is het geweest het op dit punt te plaatsen en een tweede aanslag te plegen op het Gotisch karakter.”
Drift / Weerdsingel
“Wederom heeft men een perspectief, een uitdrukkingsvorm van het stadskarakter volkomen vernietigd. Er is een bioscoop tussen gebouwd, die op een graanschuur lijkt (de City-bioscoop, red.) en die door haar uitdagende witheid het zachte, tedere grijs, de stadskleur, vermoordt. […] En aan de Weerdzijde wordt de statige, stille gracht afgesloten door een rij woningen van het benepenste aannemerswerk.”
Stationsgebied
“Om het station heen ligt een woestijn van onopgeloste problemen. Het station zelf vloekt tegen haar wezen. Dit speelse, moderne rococo-gebouw met zijn weelderige uitstulpingen – men wordt er door nimfen en najaden omzwommen – het zou de aankomsthal kunnen zijn van Monte Carlo […] Maar het is ongeschikt voor een bisschopsresidentie.”
Neude
“Toen ik een kind was, was de kleine, driehoekige Neude een bekoorlijk pleintje. […] Maar het postkantoor […] heeft veel op zijn geweten. De tedere schoonheid van de zacht zich buigende Oude Gracht is platgetrapt. Hoe kan een bekwaam en kunstzinnig architect, zoals de bouwer van het postkantoor ongetwijfeld is, zulk een geweld doen aan de stedelijke expressie?”
De conclusie van dr. Ritter jr anno 1951:
“Ik moet beginnen met de zakelijke verschrikkingen. Utrecht is het slachtoffer geworden van een oneerlijke overtuiging, van een valse ambitie. Deze stad is buiten haar bestemming getreden. Zij is een centrum van universitaire en kerkelijke waardigheid; zij ging er ten onrechte naar streven, een soort metropolis te zijn. De tragedie doet zich voor, dat de ingetogenste stad van Nederland op vele plaatsen een voorbeeld is geworden van belachelijkheid.”
Tot slot een foto uit hetzelfde boek van Cas Oorthuys, die al iets van de ‘zakelijke verschrikkingen’ toont: