De vergelijking met Het leven van Pi van Yann Martel is onontkoombaar als je de debuutroman van David Maine De zondvloed leest. Beide verschenen bij uitgeverij Prometheus en nog belangrijker: beide zijn interpretaties van het aloude bijbelverhaal van Noach. Waar Martel een sprookjesachtige vertelling maakt van het bijbelverhaal, kiest David Maine voornamelijk voor het navertellen van het bijbelverhaal. Hij neemt de personages zoals ze in de bijbel voorkomen, geeft ze kleur, voegt vrouwen en kinderen toe en vertelt het verhaal van Noach en de zondvloed.
Voor wie het verhaal niet kent: het boek is onderverdeeld in drie delen: wolken, regen en zon. Eerst krijgt de 600 jaar oude Noach een goddelijke ingeving: hij moet de familie bijeen krijgen. Samen met zijn zonen moet er een schip gebouwd worden. De vrouwen krijgen opdracht van elk dierensoort een mannetje en een vrouwtje te zoeken en deze mee terug te nemen. Vervolgens komt de regen en gaat het schip drijven met alle dieren erop. Op het schip wordt het een ontzettend smerige boel, waarbij al snel het onderscheid tussen mensen en dieren vervaagt. Na maanden op zee houdt het op met regenen en komt de zon. Het water droogt op en Noach sticht met zijn familie een gemeenschap. Na verloop van tijd moet de familie zich verdelen over het land.
Het leuke aan De zondvloed is dat het bijbelverhaal kleur krijgt. We lezen door de ogen van diverse personages, bijvoorbeeld de zonen van Noach en de vrouw van Noach (in het boek steevast aangeduid als de huisvrouw). Ze hebben allemaal een andere kijk op wat er gebeurt en op Noach. Maine wil met deze roman vooral benadrukken dat dit bijbelverhaal de moeite van het vertelen waard is. Enkele malen zeggen personages in het verhaal:”we hebben later een geweldig verhaal voor de kleinkinderen”. En dat is de kracht van deze roman: een mooi verhaal wederom onder de aandacht brengen op een kleurrijke, grappige manier.