Europeana

Europeana Laatst leende ik een boek uit aan iemand, die erop stond om mij een boek terug te lenen. Dus kreeg ik ‘Europeana‘ in handen, met als ondertitel ‘Een zeer korte geschiedenis van de twintigste eeuw‘.
Zonder de toevoeging ‘zeer korte’ zou ik aan Geert Mak denken. Deze auteur heet echter Patrik Ouředník, van Tjechische afkomst, geëmigreerd naar Parijs en met een sterke voorliefde voor naslagwerken. In ‘Europeana’ raast hij in sneltreinvaart door de geschiedenis. In een opmerkelijke, bijna kinderlijke stijl vervlecht hij grote ontwikkelingen en kleine feiten uit de recente westerse geschiedenis, voortgedreven door nogal vrije associatie. Dit levert een zeer vermakelijk boekje op.

Ouředník spot met veel stilistische wetten. Zo begint hij bijzonder veel zinnen met ‘En’. En dat soms wel tien keer achter elkaar: En de communisten zeiden… En de nazi’s vonden… En de Britten deden… En toen en toen en toen… Hij doet ook weinig moeite erg precies te formuleren. Veel zinnen, die vaak erg lang zijn, eindigen met ‘en dergelijke’ enzo.

Verwacht geen complete geschiedbeschrijving. Het boekje is niet strict chronologisch opgebouwd. Ook zul je heel wat historische en culturele fenomenen niet aantreffen. Zoals een van de recensenten achterop de omslag schrijft, ‘Ouředník beziet Europa alsof hij afkomstig is van een verre ster’. Hij vertelt inderdaad met de ironische distantie van een buitenstaander, of als een archeoloog in de verre toekomst die probeert wat orde te scheppen in een wirwar van historische scherven.

Zoals eerder gezegd is het een onderhoudend boek, dat toegesneden lijkt te zijn op de zap-generatie. Stukjes geschiedenis, politieke systemen, filosofische stromingen, taalontwikkeling (Esperanto), high and low culture (Barbie, joggen) komen allemaal in een kaleidoscoop voorbij. ‘Europeana’ is echter geen optimistisch boek. Keer op keer weet de auteur terug te keren naar de verschrikkingen van de twee wereldoorlogen. Via bizarre, gruwelijke anekotes (b.v. hoe de Duitsers van het vet van vergaste Joden zeep maakten) roept hij steeds de vraag op: hoe kunnen mensen elkaar zulke dingen aandoen?

De grote contrasten maken dit boek misschien wel het meest bijzonder. Heb je net iets gelezen over bijvoorbeeld oorlogsnarigheid waar je rillingen van krijgt, volgt er een typische Ouředník-passage over de ontwikkeling van seks in de film:
'In de jaren vijftig hadden de filmhelden voornamelijk gemeenschap in korenvelden, want korenvelden hoorden bij de jeugd en het nieuwe leven dat op de jonge helden wachtte, en wind streek langs de aren en aan de horizon ging de zon onder en de boezems van vrouwen zwollen op, en in de jaren zestig hadden de filmhelden gemeenschap in de branding op oceaankusten, want dat was romantisch, en het zand plakte aan hun huid en je kon hun achterwerk zien en boven het water dreef mist. In de jaren zestig ontstonden ook de eerste pornografische films, waarin men bijna de hele tijd op verschillende plekken gemeenschap had. [...] Ook in artistieke films had men steeds meer gemeenschap, maar de critici beweerden dat dat totaal iets anders was, omdat het niet om de daad zelf ging, maar om de uitbeelding ervan. En als men eens in een artistieke film heel veel gemeenschap had, zeiden ze dat die film onze entomologische houding tegenover de liefde tot uitdrukking bracht. [...] In de jaren zeventig hadden de filmhelden vooral gemeenschap in auto's, want dat was origineel en het leven werd steeds sneller, en de jonge kijkers die geen auto hadden konden zich zo een voorstelling maken van het leven dat hen wachtte. En mannen lagen hoe langer hoe vaker onder en vrouwen zaten boven op hen, omdat ze ondertussen waren geëmancipeerd. En in de jaren tachtig ontstond telefoonseks [...] En dergelijke.

Uitgeverij Fagel / ISBN: 9059141539

1 reactie

Lijkt me fantastisch. Ik ga ‘t m’n zusje cadeau doen, denk ik (& zelf lezen..!)