Jonathan Safran Foer is ter promotie van zijn nieuwe roman in Nederland. Dinsdagavond las hij in de Rode Hoed een stuk voor uit Extremely loud and incredibly close, in het Nederlands vertaald als Extreem luid en ongelooflijk dichtbij. Aansluitend interviewde Pieter Steinz, criticus voor het NRC, de auteur over het schrijversschap, de kunst van het schrijven, het jodendom, actualiteit in kunst/literatuur en uiteraard over het boek zelf. Het werd een inspirerende avond!
Jonathan Safran Foer debuteerde in 2002 met Everything is illuminated, een roman over de zoektocht van een jonge Joods-Amerikaanse schrijver naar de herkomst van zijn familie. Samen met een tolk, die zeer gebrekkig Engels spreekt, gaat de schrijver (die natuurlijk veel weg heeft van Foer zelf) naar Oekraïne op zoek naar sporen van zijn familie. Een aangrijpend boek met gelukkig veel humor: voornamelijk de tolk is erg grappig.
Foer’s tweede roman verscheen onlangs, Extremely loud and incredibly close (Pieter Steinz kreeg het maar niet uit zijn strot: erg grappig) en behelst wederom een serieus onderwerp gelukkig weer doorspekt met de nodige humor.
De roman vertelt het verhaal van de 9-jarige Oskar Schell, volgens de flaptekst achtereenvolgens uitvinder, sieradenontwerper, amateur-entomoloog, francofiel, slagwerker, verwoed schrijver van fanmail, pacifist, archeoloog van Central Park, romanticus, Groot Ontdekkingsreiziger, juwelier, shakespeariaans acteur, inconsequent veganist, verzamelaar van zeldzame munten en vlinders die een natuurlijke dood zijn gestorven. De blik van Oskar op de wereld is aan de ene kant buitengewoon grappig, aan de andere kant heeft Oskar ook wel autistische trekjes.
De vader van Oskar is op 11 september omgekomen bij de ramp met het WTC. Oskar vindt na diens dood een sleutel met een briefje eromheen met het woord black erop. Dit moet haast wel een geheime boodschap van zijn vader zijn. Oskar gaat New York door op zoek naar iedereen met de achternaam Black met de vraag of ze zijn vader hebben gekend.
Het boek is doorspekt met allerlei foto’s, typografische vindingen en andere visuele grappen. Gelukkig voegen deze kunstvormen iets toe aan het begrip en de duiding van de roman en is het dus meer dan alleen grappig. Vooral de laatste 15 pagina?s van het boek onthullen veel.
Het gesprek in de Rode hoed ging onder andere over deze incorporatie van foto’s en typografische kunstuitingen. Foer is van mening dat literatuur op zich een vrij conservatief medium is en dat hij door middel van deze toevoegingen dat probeert te veranderen. Ook kwam het gesprek op de vraag of je actuele gebeurtenissen mag gebruiken voor je literaire werk of dat je pas na een tijdje kan doen, als je afstand hebt tot de gebeurtenissen. Ik denk dat Foer zich op glad ijs heeft (willen) begeven door dit onderwerp tot literatuur te willen maken, maar dat deze gewaagde poging zeer wel geslaagd is. Nergens wordt het verhaal kitsch of overdramatisch, maar je voelt wel degelijk de impact van 11 september op Oskar.
Het punt dat Foer tot slot van de avond maakte was dat hij streeft naar literatuur die niet eenduidig is. Wat betekent bijvoorbeeld de titel Extremely loud and incredibly close? Het is maar wat de lezer erin wil lezen. Is het zijn schrijversmanifest of is het hoe het voelde toen de torens naar beneden kwamen? Of toch iets anders?
Deze ambiguïteit maakt de roman in mijn ogen een meesterwerk. Het is geen boek dat je nadat je het uit hebt wegzet in je kast en domweg vergeet dat je het uberhaupt gelezen hebt. Het verhaal blijft nog lang doorspoken in je hoofd en volgens mij is dat een teken dat we te maken hebben met een boek dat nog wel eens een lange adem zou kunnen hebben!