Het vertalersduo Bindervoet & Henkes maakten hun debuut op het toneel bij theatergroep ’t Barre Land. Een beetje onbeholpen lazen ze op het podium in ’t Utrechtse theater Kikker korte scènes voor van de schrijver Karl Kraus als onderdeel van de voorstelling De laatste dagen der mensheid. Nu hadden ze ook niet de rol van God, die aan het einde van het stuk zijn eindoordeel velt over de mensheid: “Ich habe es nicht gewollt”.
Bindervoet en Henkes hebben De laatste dagen der mensheid recentelijk vertaald. Het is het grootste en langste toneelstuk ooit geschreven, met “de meeste rollen, de meeste dialecten, en de meeste scènewisselingen”. Het boekwerk, 409 pagina’s dik en klassiek geïllustreerd door underground comictekenaar Aart Clerkx, zou, als het in zijn totaliteit opgevoerd zou worden, 10 dagen in beslag nemen.
De première van deze voorstelling vond plaats negentig jaar nadat in een treinstel het einde van de Eerste Wereldoorlog getekend is. Het stuk is één grote satire op die grote oorlog. Karl Kraus, Jood en Oostenrijker, was een opiniemaker die fel tegen de eerste wereldoorlog gekant was. Zijn vele artikelen in het door hem opgerichte Die Fackel bezorgden hem grote faam. Kraus hield op met ageren toen Hitler aan de macht kwam in Duitsland; hij was met stomheid geslagen. In 1936 overleed hij.
’t Barre Land brengt nu deel 1 van de satire, en werkt naar eigen zeggen toe naar het honderdjarige jubileum van de vrede van Versailles, om in Wenen het stuk volledig ter tonele te voeren. ’t Barre Land legt het publiek uit hoe het stuk in elkaar steekt, laat de rekwisieten zien die bij elk bedrijf horen, doen de massascènes die elk bedrijf inleiden, lezen de korte visioenen voor die onspeelbaar zijn, doen hilarische tussenstukjes als “scene waarvan de regieaanwijzingen langer zijn dan de scene zelf”. Je krijgt als toeschouwer een indruk van ’t stuk, maar ik zou niet kunnen zeggen of het origineel ook zo’n anarchistische bende is als wat ons voorgeschoteld werd.
Om Kraus’ achtergrond als publicist te eren, zitten Bindervoet en Henkes elke avond op het podium te werken aan een nieuwe versie van hun variant op die Fackel. Ze onderbreken het typen en tekenen af en toe om mee te doen aan het spel. Op de hun gebruikelijke wijze lezen de Barrelanders voor van scripts en kaartjes, en ontploffen soms in slapstickachtige tussendoortjes. Een dineetje tussen een aantal officieren ontaardt in een staaltje lullo-gedrag, waarbij een bord spaghetti op het hoofd van een ober terecht komt. Deze brij pastanoedels dient uiteindelijk als de baard van God, die na een reeks absurde visioenen het stuk afsluit.
Kern van de voorstelling is een dialoog tussen de pessimist en de optimist. Alleen tekst, alleen een dialoog, alleen een discussie, maar zo vol spitsvondigheden en gedachtekronkels dat ik deze woordenbrij de moeite waard vond. De kritiek op de initiatiefnemers van de oorlog is niet mals en klinkt nog steeds verrassend actueel in de oren. Alles om die dialoog heen is een montage. Kraus zelf zegt: “De onwaarschijnlijkste daden, waarvan hier melding wordt gemaakt, zijn echt gebeurd; ik heb slechts beschreven wat er is gedaan. De onwaarschijnlijkste gesprekken die hier worden gevoerd zijn woord voor woord zo uitgesproken; de schrilste verzinsels zijn citaten.” Het gebrek aan duidelijke verhaallijn werkte niet voor iedereen; er waren ook mensen in de zaal weggedommeld.
Al met al kan ik niet zeggen of het stuk de moeite van het bekijken waard is, omdat ik geen duidelijk eindoordeel kan vellen. Iedereen kan dat pas na kijken voor zichzelf beslissen. Ik weet wel dat ik het de moeite waard vindt dat een groep als ’t Barre Land dit experiment aangaat.