Een gastbijdrage van Eva, over de roman Grote acht van Vrouwkje Tuinman.
De laatste tijd ben ik me erg bewust van treurigheid. Treurigheid van mensen in mijn omgeving en die van anderen. De ex die bekent naar de dames van lichte zeden te gaan omdat hij niet in staat is onvoorwaardelijke liefde en genegenheid te accepteren ofschoon hij daarnaar hunkert. Zodoende probeert hij een band op te bouwen met zijn vaste dame. Het mannetje bij mij in de straat die dag in dag uit onderuitgezakt voor de t.v. hangt en altijd even opkijkt als je langsloopt, met van die hondeogen. De huisgenoot die vorig jaar haar vader verloor en nu op elk vrij moment zo fanatiek fietst dat het begint op te vallen. Haar controledrang en angst om haar verdriet en gevoelens aan haar naaste omgeving te tonen, waardoor ze nu aan een psycholoog vertelt wat ze ook aan vrienden had kwijtgekund.
Het erge van dit soort treurigheid is dat het in eerste instantie niet eens zo opvalt. Het gaat schuil onder een niets-aan-de-hand-dekmantel. Pas als je beter kijkt, zie je de treurigheid. Als mensen het al zien, vinden ze dat ze zich er niet mee moeten bemoeien. Of ze willen het niet zien. Of ze denken dat ze het zich verbeelden. Of dat het wel meevalt. Of het interesseert ze gewoonweg niet. Over dit soort treurigheid gaat Grote acht, de debuutroman van de Utrechtse schrijfster Vrouwkje Tuinman.
L. is een meisje met gescheiden ouders. Doordeweeks woont ze bij haar moeder, maar in de weekends gaat ze naar (oudere) vader. Vader is een eersteklas neuroot, een tiran, een perverse oude viezerik met een verwrongen wereldbeeld. Hij morrelt voortdurend aan de grenzen van mishandeling en incest als zijn dochter op bezoek is: hij foetert haar uit, betast haar, geeft haar smerig en beschimmeld eten en heeft op alles wat ze doet commentaar. Toch weet hij haar ook op een heel sluwe manier aan zich te binden. Moeder heeft wel in de gaten dat L. altijd zo gespannen is als ze haar bij thuiskomst vraagt hoe het weekend was, maar L. geeft geen sjoege. Waar komt deze eindeloze loyaliteit, deze zelfkwelling vandaan? Zou de buurvrouw iets hebben vermoed, die haar af en toe Tina?s en aardbeien kwam brengen? Of tante, die op de crematie van haar vader zegt dat ?er aan een nare periode nu een einde is gekomen,? en dat ze nu alleen lieve en mooie herinneringen over zal houden? Vader blijft voor altijd rondspoken in het lijf en de gedachten van L., al is hij er niet meer. En zelfs bij de psycholoog lukt het haar niet iets te zeggen.
‘We voeren zwijggesprekken. Ik probeer hem (vriendje, E.) boos te maken. De stilte is zo erg en ik weet toch al dat alles mijn schuld is. Dat weet ik allang, hij zal dat toch ook wel weten. Werd hij maar boos. Werd de psychologe maar boos. Niemand wordt eens gewoon boos op mij. Dat ik sorry kan zeggen. Dat het dan over is (..) Wat kost ik de maatschappij wel niet, denk ik. Niemand wordt boos, niemand huilt.’ (pagina 77)
Grote acht is een sober en fragmentarisch geschreven boek wat de leesbaarheid en de thematiek ten goede komt; een meer uitgebreide, chronologische schrijfstijl zou er een drakerig en sentimenteel boek van maken. Heden en verleden overlappen elkaar voortdurend; de hoofdstukken worden afgewisseld met losse alinea?s gedachtenflarden en situaties waarin Tuinman de lezer de ruimte laat om te filosoferen over de achtergronden en motieven van de hoofdpersonen. Dit maakt inderdaad, zoals de achterflap belooft, dat het boek lang in je hoofd blijft nadreunen. Ik vind het knap hoe Tuinman met zo weinig middelen toch een sterk beeld en een indringend verhaal weet neer te zetten zonder teveel op één soort emotie bij de lezer te spelen. Een uitstekend debuut.