Deze zomer is er weer eens een voorstelling van Hamlet te zien. Geen nieuwerwetse fratsen ditmaal, theatergroep De Nomade heeft zich toegelegd op een klassieke voorstelling, “geïnspireerd op de oorspronkelijke Hamlet opvoeringen zoals die in het 17e eeuwse Engeland plaatsvonden.” Typisch genoeg is dit sinds 1957 niet meer gebeurd op het vaderlands toneel. Toen ik het zag, begon me ineens te dagen waarom die theatermakers zoveel moeite doen om er juist géén historisch stuk van te maken…
Het is alsof de groep er zelf ook haar bedenkingen bij heeft: in het programma wordt weifelachtig toegegeven: “De voorstelling ademt de historische ambiance van het Deense Hof op kasteel Elseneur in 1600, maar is in verrassende beelden zeer afwisselend en postmodern gemonteerd.” Die montage bestaat dan waarschijnlijk uit een aantal praktische vondsten: de requisieten staan al klaar op het toneel, een bootreis wordt met een klein bootje uitgebeeld, het decor kan overal voor ingezet worden – van burcht tot bed.
Al met al wordt de voorstelling gered door twee dingen. Allereerst overtuigt het enthousiasme van de spelers, die met z’n vijven veertien rollen uitbeelden. De sonore stem van Ben Ramakers en de hartstocht van Munda de la Marre wisten me echter iets meer te bekoren dan de schmierende “oude zemelaar” Dick Top. Helaas (met name voor de jongen die Hamlet speelt) word je met goede bedoelingen nog geen tweede Jacob Derwig of Gijs Scholten van Aschat.
Wat de voorstelling daarnaast de moeite waard maakt, is de plek. De Nomade heeft een aantal uitgelezen locaties in Nederland gevonden om als het hof van Elsinore te dienen, van de Nieuwe Veste in Breda tot kasteel Haarzuilens in Utrecht. Als de zon langzaam aan de einder wegzakt, ontvouwt zich het koningsdrama. Zelfs al regent het dat het giet (zoals toen ik ging kijken), dan nog gaat die charme niet weg. En, hoewel het net niet overtuigt, wil je toch erg graag in het stuk geloven.