Hoopvol

Onlangs vroeg een klant mij in de winkel om een ‘hoopvolle’ roman. Toen wist ik niet zo goed raad met de vraag. Nu ik Stoom van Willem van Toorn gelezen heb, zou ik hem wel een goede tip kunnen geven. De roman speelt zich af rond de eeuwwisseling van 1900 ten tijde van de opkomst van het socialisme en de tijd waarin bijvoorbeeld de uitvinding van de stoom(machine) grote invloed heeft op de werkzaamheden in de industrie.

In Stoom lezen we het verhaal van Maarten Corbelijn, een jongeman die na zijn schooltijd in dienst gaat bij een schipper. Via vele omzwervingen over water komt hij in Amsterdam aan wal en wordt daar pakhuisbediende. Als er een opvolger voor de ijkmeester gekozen moet worden lijkt Maarten de aangewezen persoon. Maar dan breken de tijden aan van de grote spoorwegstakingen en staat Maarten voor de keuze of hij zich aansluit bij het opkomend socialisme of dat hij de kant van de bazen kiest (waar hij inmiddels ook bijna toe behoort).

Gedurende de roman ontwikkelt Maarten zich van jonge bediende tot zeer gewaardeerde ijkmeester. Zijn ontwikkeling in zijn werk gaat hand in hand met de ontdekkingen van de liefde en seksualiteit. De escapades op de boot met de schippersvrouw zijn een voorbode van de ware liefde die Maarten tegenkomt in de omgeving van de socialisten. Clara (of Klaartje) moet wel de liefde van zijn leven zijn.
Stoom is hoopvol in de zin dat het zich afspeelt in een tijd dat alles mogelijk lijkt: het socialisme lijkt de oplossing van het probleem voor veel arbeiders, de uitvinding van de stoommachine biedt perspectieven tot ver voorbij de horizon. Zelfs de liefde lijkt harmonieus en voor altijd. En ondanks dit positivisme is de roman verre van saai. Willem van Toorn schrijft zeer vlot en toegankelijk en maakt binnen enkele zinnen de sfeer van de tijd duidelijk. De vergelijking met Thomas Rosenboom (vooral zijn laatste roman De nieuwe man) lijkt me hier op zijn plaats. Waar Rosenboom nogal eens wat tekst nodig heeft, houdt Van Toorn het beperkt. Het andere grote verschil is dat Rosenboom toeschrijft naar de neergang of de ondergang van zijn personage, terwijl Van Toorn juist het positieve en de mogelijkheden beschrijft.
Willem van Toorn heeft een behoorlijke staat van dienst getuige de behoorlijke lijst publicaties (gedichten, verhalen, jeugdboeken en romans) achter in het boek. Ook Joost Zwagerman heeft in zijn vuistdikke De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen een verhaal van Van Toorn opgenomen. Ik heb echter nooit de behoeft gehad iets van deze man te lezen, tot nu. Stoom werd gepresenteerd als zijn magnum opus en ik denk dat deze roman Willem van Toorn wel eens op de literaire kaart kan zetten, al is het alleen maar om het prachtige omslag met een foto van Jacob Olie.