Het Drents Museum heeft t/m 30 oktober de rondreizende tentoonstelling Ötzi, de gletsjermummie. Ötzi werd in 1991 door twee Duitse bergbeklimmers ontdekt in een gletsjer in de Alpen op de grens tussen Italië en Oostenrijk. De mummie bleek 5300 jaar geleden te zijn omgekomen tijdens een wandeling. Hij zorgde bij zijn vondst voor veel ophef.
Uiteraard kreeg je eerst de discussie of hij wel echt was. Mensen horen immers tot stof te vergaan en niet duizenden jaren perfect geconserveerd te blijven. Ötzi was zo goed bewaard dat ontdekkers van het lichaam er eerst van uitgingen dat het een verongelukte alpinist betrof. Door de vondst van een bijl en vuursteen nabij zijn lichaam begreep men dat het een een historische ontdekking was. Voor wetenschappers is zo’n vondst natuurlijk een unieke buitenkans om meer te weten te komen over de leefomstandigheden van een mens uit de bronstijd, bijvoorbeeld wat betreft gezondheid en doodsoorzaak, voedsel, haardracht en kleding, uitrusting en persoonlijke verzorging.
En dan is er nog de vloek van Ötzi. Toevallig zijn er sinds 1991 al zes mensen gestorven die iets met Ötzi te maken hebben gehad. Waaronder een van zijn ontdekkers, Helmut Simon, die zelf vermist raakte tijdens een wandeling in de Alpen en net als Ötzi in een sneeuwstorm aan zijn einde kwam. Aan de mummie zijn al diverse boeken gewijd. Zo speelt hij een bijrol in de thriller Rood en groen van Margreet Hirs.
Overigens is de echte Ötzi niet aanwezig in Assen, daar is hij te kwetsbaar voor. Ötzi ligt nu in een special daarvoor opgericht archeologisch museum in Bolzano. Bezoekers zullen het moeten doen met replica’s en achtergrondinformatie. In het Drents Museum wordt de wereld van Ötzi gekoppeld aan de toenmalige wereld in Drenthe, de tijd van de hunebedbouwers.
Het Drents Museum is natuurlijk beroemd om haar collectie veenlijken. Net als de gletsjermummie zijn ook deze lijken uitstekend bewaard gebleven, niet door ijs maar door de chemische kenmerken van veenmos. De Drentse veenlijken zijn nu trouwens op reis, zoals het beroemde meisje van Yde, dat tot 2007 in Pittsburgh verblijft.
Afgelopen zomer was ik nogal onder de indruk van de “Grauballe Man”, die te bezichtigen is in het Moesgaards Museum nabij Århus. Bij zijn vondst in 1952 dacht men eerst dat het een beruchte 19e eeuwse dorpswoner was, die geregeld dronken het moeras in ging en op een dag niet meer terugkwam. Het bleek echter een veenlijk te zijn, dat na 2000 jaar nog zeer toonbaar was en nu beschouwd wordt als het bestbewaarde lijk uit de IJzertijd. Ook zijn lichaam is tot in de kleinste details onderzocht door wetenschappers. Het rode haar, dat hij gemeen heeft met veel andere veenlijken, duidt niet op een trend in die tijd, maar is veroorzaakt door een chemische reactie met het veen.