Italia (4): Viva gli Alpini!

grotere foto grotere foto

Op zondag kwamen we aan in Trieste, vroeg in de middag. We verwachtten een vrij lege, lome stad. In plaats daarvan belandden we onverwacht middenin een massaspektakel. Overal zagen we Italiaanse vlaggen hangen. Door de drukte konden we ons hotel niet eens bereiken. Dus gingen we ook maar bij de hekken langs de weg staan. We maakten kennis met een voor ons nieuw fenomeen: de alpini.

Een soort van Alpensoldaten, met een veer op hun jagershoed. In een lange optocht trokken de regimenten aan ons voorbij, met veel vlagvertoon en fanfare. Iedere stad had zijn eigen korps, met eigen vaandels en uniformen. Overal stonden kraampjes met alpini-memorabilia. Een Italiaanse Jack van Gelder voorzag de optocht enthousiast van commentaar. Over elke stad wist hij lovende woorden te bedenken. Het ene regiment na de andere werd leeuwenmoed toegedicht. Over alpini uit steden die helemaal niet bij de Alpen liggen zei hij: “ze wonen dan wel niet dichtbij de bergen, maar ze dragen de bergen altijd in hun hart”. De aanwezige vice-premier Fini gooide olie op het nationalistische vuur door uit te roepen dat Trieste ‘de meest Italiaanse stad van Italië’ is.

In totaal duurde de optocht van de alpini elf (11!) uur. Zo’n 400.000 alpini en hun bewonderaars waren op het spektakel afgekomen. De optocht, die elk jaar in een andere stad plaatsvindt, was waarschijnlijk extra groot omdat het in 2004 veertig jaar geleden is dat Trieste deel ging uitmaken van Italië (na WO II was Trieste een decennium lang een neutrale staat). De alpini worden beschouwd als stoere helden, als elitetroepen.

Ze hebben in diverse oorlogen een belangrijke rol gespeeld, zoals Mussolini in 1942 benadrukte: ‘Let it be said once for all that the Italian soldiers in Albania combated superbly. Let it be said in particular that the Alpini wrote pages of blood and glory that would honor any army.’
Ook tegenwoordig spelen alpini nog een rol: ‘Laat God het jonge Europa en de jonge Europeanen beschermen, die helaas aan de frontlinie van een oorlog moeten vechten of die zich, zoals onze roemrijke Alpini, in Afghanistan voor vrede inzetten.’

De parade was beslist indrukwekkend. Vervreemdend ook, zoiets kun je je niet in Nederland voorstellen (nee, de taptoe is er niks bij, misschien de intocht van de Canadezen?). Verder was het overigens tevens een uitgebreid eet- en drinkfeest, waarbij heel wat alpini in kennelijke toestand geraakten. Zelf hielden we de parade ook niet urenlang vol, dus gingen we lekker in het zonnetje aan de boulevard langs de zee liggen. De volgende dag waren de alpini weer vertrokken en was de stad opeens spookachtig leeg. De alpini hadden wel in alle stegen een doordringend geurspoor achtergelaten. Nee, een frisse Alpenlucht was het niet…