Al 60 jaar wordt er in Diever Shakespeare opgevoerd. Omdat ik mij met die goede man bezig houd, was een bezoek aan het Drentse dorp onvermijdelijk.
Het dorp is een attractie op zich; Diever slaat munt uit de traditie. Je kunt er eten in The Shakespeare, of een drankje doen in De getemde feeks.
Van heinde en ver en van dichtbij (“Je komt toch ook vanavond weer, Teun?”) stromen de SUVs en Seats naar de es in het bos ten noorden van het dorp. Daar is, op een open plek, een staketsel opgebouwd, dat er op het eerste gezicht rommelig uitziet, maar uiteindelijk zeer functioneel blijkt. En dan komen de amateurs op…
Ze speelden Henry IV, ’s middags deel 1, ’s avonds deel 2. Hoofdrolspeler van het stuk is de dikke, verlopen ridder Falstaff. Deze “verzadigde vetbol” is kameraad, vaderfiguur en mikpunt van spot voor de losbandige Kroonprins Henry “Pielemans”. Falstaff herbergt alle slechte eigenschappen in een kolossale berg vlees: hij is laf, steelt, liegt en slijt zijn levensdag in kroeg en bordeel. En de Drent die hem speelde bracht het er fenomenaal vanaf. Hij bespeelde het publiek als een vakman (“Dit gat ken ik nog van vorig jaar.”)
Dit was ook mogelijk omdat het publiek zich helemaal overgaf aan het spektakel. Jeugd en ouderen waren gekomen naar een vermakelijk dagje uit, dus de kids verkneukelden zich om de vieze grapjes van Falstaff en Pielemans, en de ouderen gaven een open doekje aan de acteur die op stel en sprong (met script in hand) een zieke collega kwam vervangen. Vertaler en regisseur Jack Nieborg had zijn best gedaan volle zinnen te doorspekken met hedendaagse verwijzingen (“Leuker kunnen we het niet maken”), die als vanzelf op hun plaats vielen. Het publiek snoepte, at knakworsten en smoezelde “Net als vorig jaar.”. Zo is theater weer een gemeenschapsvorm, en daar konden zelfs de wespen niets aan afdoen.