De Marollen, de oudste volksbuurt van Brussel, is bekend om twee dingen: het onverstaanbare mengtaaltje van Frans en Vlaams én de dagelijkse rommelmarkt op het Vossenplein.De Telegraaf schreef hierover: “Wat een heerlijke ongeregelde zooi, deze grote vlooienmarkt. Schuifelen, snuffelen en graaien. De moeder van alle rommelmarkten: 365 dagen per jaar open van ’s ochtends vijf uur tot twee uur ’s middags.”
“’s Morgens tegen vieren doen de chique antiekhandelaren van de Zavel hier hun vondsten, om ze later zelf voor de driedubbele prijs aan te bieden”, aldus wandelpaden.com.
Daarna blijft er nog een aardige mix van troep en antiek over voor de gewone bezoekers, waaronder steeds meer (Nederlandse) toeristen.
“De keerzijde van de medaille is dat je aan hen vaak niet veel kan verdienen. Ze kennen vaak het verschil niet tussen goede, degelijke marchandise en goedkope rommel en ze verwachten dat ze alles voor een appel en een ei kunnen meenemen”, klagen de standhouders.
Op de Belgische tv volgde ik vorig jaar een docusoap over deze kleurrijke buurt, die langzaam yuppificeert, maar hopelijk wat van zijn sfeer behoudt.