Sommige mensen vinden het misschien onmogelijk om een boek tot theaterstuk te bewerken. Regisseur Johan Simons bewees hun ongelijk. Simons verliet afgelopen seizoen het Nederlandse Het Zuidelijk Toneel / Hollandia om in Vlaanderen met NTGent aan de slag te gaan. Platform is de derde in een serie opvallende boekbewerkingen van Simons, waarmee hij afgelopen dinsdag in de Utrechtse Stadsschouwburg vooral de warme en humoristische kant van het werk van Michel Houellebecq liet zien.
Simons had met Elementarteilchen al ontdekt dat er in Houellebecqs werk een kern van hoop te vinden was, en die ontdekking (of tenminste de uitvoering daarvan) leverde hem in Nederland de Prijs der Kritiek en in Oostenrijk de Nestroy-Theaterprijs op. Het project waarmee hij zijn baan bij NTGent begon, was een bewerking van Arnon Grunbergs De asielzoeker. Simons heeft niet alleen geen moeite met boekensceneringen, hij heeft ook nog eens een goede neus voor teksten die ons confronteren met onszelf.
Simons heeft een bijzondere interesse voor de Westerse mens en zijn wereld. Daar ging volgens Simons De asielzoeker ook over. Deze Westerse wereld knalt in de openingsscene van Platform knalt meteen uit elkaar – of concreter – hij valt kapot. Simons begint waar de roman eindigt: met een aanslag op een nieuw gelanceerde hotelketen in Thailand. Een moslimextremist vindt dat het concept van vakantiehuis-annex-bordeel net iets te ver gaat. Deze jongen is als engel der wrake de hele voorstelling aanwezig (in niets meer dan een witte onderbroek) en toont ons naast het verloren Westen een wereld met (andere) waarden.
Door de apocalyptische opening krijgt het verhaal het karakter van een reconstructie. De personages vertellen ook net zoveel aan het publiek als ze tegen elkaar zeggen. Op een heel natuurlijk manier betrekken ze de toeschouwer bij het gebeuren. Steven van Watermeulen speelt zelfs een zo beminnelijke Michel, dat het publiek instemmend grinnikt over zijn opmerking dat sekstoerisme de meest ideale vorm van marktwerking is. De meeste van zijn wrange opmerkingen – hoewel scherp genoeg om te beklijven – verbleken bij de overduidelijke liefde die hij voor Valérie voelt. Door die (uiteindelijk tragische) liefde wordt de voorstelling er één van warmte in een cynische wereld.
De voorstelling speelt zich af tussen de brokstukken; zelfs de acteurs trekken zichzelf omhoog uit het puin. Dit leidt soms tot slapstick: een plots verschijnende echtgenote (een knappe Maartje Remmers met een afstotelijk Nederlandse tongval) die haar man tot de orde roept, plastic stoeltjes die ineens bezwijken en een enorme struikelpartij van Ward Weemhoff (“Jean-Yves”) als die probeert een maillot aan te trekken. De enscenering is bij vlagen hilarisch en buit de humoristische elementen van de roman ten volle uit. Ook de veelvuldige, explicitiete seks uit het boek komt aan bod, al weet Simons de obligate naakte acteur tot bijna aan het einde te bewaren (wellicht als een plaagstoot aan zij die verzuchten: “Gelukkig geen bloot gezien.”) De CKV-studenten zullen later bij hun boekbesprekingen Frans zeker met veel gegniffel aan de voorstelling terugdenken.