Soulman in de achterhoek

Bundel met gevarieerde muziekverhalen van John Schoorl. Van hardcore tot kaseko, van Hazes tot Peter Pan Speedrock.

soulmanIn deze Boekenweek zijn enorm veel boeken over muziek uitgekomen. Een ervan is Soulman in de Achterhoek van John Schoorl, verslaggever van de Volkskrant. Eerder las ik van hem al De naald erin!, eveneens verschenen bij Uitgeverij 521. Net als dat boek is ook Schoorls nieuwste werk een verzameling korte verhalen over muziek, maar ditmaal minder persoonlijk getint. Voor ‘Soulman’ ging hij op zoek naar bijzondere verhalen en figuren uit de Nederlandse muziekscene.

Het resultaat is een bonte verzameling portretten van opmerkelijkemuzikanten en muziekliefhebbers in de meest uiteenlopende uithoeken. Lang niet alle stukjes in Soulman in de Achterhoek konden me in even grote mate boeien, maar er staan zeker een aantal pareltjes in het boek. Zo gaat het titelverhaal over Arthur Conley, die ooit onder de hoede van Otis Redding een wereldhit scoorde met ‘Sweet Soul Music’. Zijn roem was van korte duur en uiteindelijk belandde hij anoniem in de Achterhoek, nadat hij beriend raakte met een tapijtknoper uit Ruurlo.

Het boek bevat meer van dit soort curieuze verhalen. De meesten zijn vrij tragisch van aard, over mensen die te vroeg of in alle eenzaamheid stierven, zonder de erkening waar ze recht op hadden. Er zijn verhalen over gospelrappers, Kaapverdische zangers in Rotterdam, een hardcoredrummer (het aangrijpende verhaal ‘Twee meter pijn’ over Richard Bruinen), trompettist Benny Bailey, indorockers, kaseko-zanger Lieve Hugo in de Bijlmer, een meidengroep waarvan twee leden omkwamen bij een vliegtuigongeluk, de Doetinchemse scholieren die bijna wereldberoemd werden. Maar ook stukjes over een piratenzender, over Hazes’ muzikale begeleider Jan Buis, over Peter Span Speedrock, de Vogeltjesdans en een jazzcollectioneur wiens enorme verzameling uiteindelijk bij Concerto belandde.

Tot slot twee citaten van twee van de bekendere personen uit het boek. Jules Deelder over zijn passie voor oude jazzplaten:

“Vaak weet ik het al als ik een zaak binnenlop. Of het nou een geur is. En dan vind ik de eerste. Kut, dit kan niet… Dat is een gevoel, man. Je nekharen gaan overeind staan, zweet op je bovenlip en je weet: er kan veel gebeuren, maar ik ga hier niet zonder platen weg. Al moet ik geweld gebruiken en iemand op zijn bek slaan.”

Thé Lau over zijn nieuwe carrière als schrijver:

“Mijn eerste persoonlijke ervaring in de literaire wereld was bij boekhandel Donner in Rotterdam. Alle grote namen liepen er rond: Campert, Mulisch. Ze zeggen altijd dat er in de rock-‘n-roll veel mooie vrouwen rondlopen. En ik dacht dat de vrouwen in de literatuur van die spichtige dames met een knotje waren. Maar ik heb nog nooit zoveel mooie decolletés bij elkaar gezien als bij Donner. Die Nederlandse literatuur, dacht ik nog, die is zo slecht nog niet.”