Geïntrigeerd door gangsta rap, een artikel over Napolitaanse jeugd, een herinnering aan Michelle Pfeiffer, een opmerking van twee Marokkaanse jongetjes en T-shirts met Al Pacino op de voorkant, besloot ik toch maar eens Scarface te huren.
Scarface is niet alleen de film waarin 182 keer “fuck” gezegd wordt (nr. 37 volgens Wikipedia), maar vooral ook een ikoon.
De film vertelt hoe de Cubaanse bootvluchteling Tony Montana in de VS een fortuin opbouwt als loopjongen voor de mafia, en later als mafiabaas. Wie leeft bij het zwaard zal sterven bij het zwaard, en dat gebeurd dan ook, na tweeënhalf uur film, met Tony Montana. Camorra-kenner Roberto Saviano verklaart de populariteit van het personage hiermee: Scarface heeft ballen, en durft het aan het spel op het hoogste niveau te spelen, met als inzet zijn leven. Dat je weet dat het je einde zal zijn, is de prijs die je betaalt voor het naar je hand kunnen zetten van je eigen bestaan.
Een andere verklaring voor het succes van de film is de hoofdrolspeler. Al Pacino heeft zo’n aanstekelijk accent, dat ik de rest van avond op z’n Tony Montana’s bleef praten.
Dit zal er ook toe geleid hebben dat er soundbites van de film terecht kwamen op de albums van o.a. Jay-Z, NAS, en dat zelfs een rapper zich Scarface heeft genoemd. De invloed van Scarface op rap is onmiskenbaar.
Een van mijn puberidolen, Michelle Pfeiffer, speelt een wervelende, snuivende mafiaweduwe, die – met behoorlijke charme – door Tony het hof gemaakt wordt. Die andere kant van het hoofdpersoon – krijgen wat je wil, maar ook glad kunnen praten, geeft Tony Montana een behoorlijke X-factor.
De twee Marokkaanse jongens die ik voorbijliep laatst zeiden tegen elkaar: hij is helemaal Tony Montana gaan doen. Nu heb ik een idee waar ze het over hadden, en ik snap zelfs een beetje waarom je daarvoor zou willen kiezen… Of ze hadden het natuurlijk over de computergame.